Het SG-DG-model

Binnen de organisatie van een ministerie wordt in de praktijk overal het SG-DG-model toegepast. De SG draagt de ambtelijke eindverantwoordelijkheid voor beleid en beheer. Een SG stuurt meestal minimaal drie beleids-DGs aan; een beleids-DG stuurt in veel gevallen weer ten minste drie directeuren aan.

SG en plaatsvervangend SG

Als hoogste ambtenaar is bij ieder ministerie een secretaris-generaal (SG) werkzaam. Zijn taak is geregeld in een Koninklijk Besluit uit 1988. Een belangrijk onderdeel van zijn of haar taak is de politiek-strategische advisering aan de politieke leiding.

Bij een ministerie kan een ook plaatsvervangend secretaris-generaal (pSG) worden benoemd. Wanneer bij een ministerie geen pSG als hoogste leidinggevende op het terrein van de bedrijfsvoering aanwezig is, wordt een (hoofd)directeur bedrijfsvoering als hoogste leidinggevende op dit terrein aangewezen. Het heeft de voorkeur daar dan alle taken op het terrein van de bedrijfsvoering onder te brengen. Eventueel kunnen Communicatie en FEZ in afzonderlijke directies worden ondergebracht.

Verantwoordelijkheden SG

In een Koninklijk Besluit vastgelegd dat de SG ambtelijke eindverantwoordelijkheid draagt voor het beleid en beheer van het ministerie. Er is geen sprake van collectieve verantwoordelijkheid van, bijvoorbeeld, alle leden van een ambtelijke staf. Dit beginsel geldt ook voor de onderliggende niveaus. Net als de SG dragen de DG’s en de directeuren de eindverantwoordelijkheid voor in collegiaal verband van managementteams voorbereide besluiten. Deze regel van een herkenbare individuele eindverantwoordelijkheid is ook van toepassing op de besluitvorming op lagere hiërarchische niveaus.

De SG van een ministerie heeft ook de eindverantwoordelijkheid voor de toedeling van de formatie of bezetting van het ministerie aan de verschillende onderdelen.

Directoraten-generaal

Een ministerie is opgebouwd uit directoraten-generaal. Deze komen altijd voor in de sfeer van het beleid en soms ook in de uitvoering, het toezicht of de bedrijfsvoering. Een directoraat-generaal is belast met de zorg voor een inhoudelijk breed en complex terrein. Dat wordt gekenmerkt door de breedte, diversiteit en/of het integrale karakter van overheidszorg. Voorbeelden zijn onderwijs, gezondheid, veiligheidsbeleid, rijksbrede bedrijfsvoering en het toezicht op de voedselkwaliteit.

In het Kader Topstructuur en Topfuncties Rijk 2017 zijn criteria opgenomen waaraan de functie van directeur-generaal wordt getoetst.

Soorten directoraten-generaal

Er zijn verschillende soorten directoraten-generaal (DG’s):

  • De concern-DG richt zich rijksbreed op een ondersteunende taak (DG Rijksbegroting, DG Rijksgebouwendienst, DG ABD, DG OO, DG RVD)
  • De beleids-DG richt zich op ontwikkeling van beleid voor een bepaalde brede sector
  • De uitvoerings-DG draagt de verantwoordelijkheid voor een groot uitvoeringsapparaat (bijv. DG Belastingdienst, DG Rijkswaterstaat, DG RIVM)
  • De DG belast met toezicht (inspecteur-generaal) draagt de verantwoordelijkheid voor een grote inspectiedienst (zoals de inspecteur-generaal van het Onderwijs).

Er zijn binnen de rijksdienst circa zestig functionarissen op het niveau van directeur-generaal. Onder iedere SG ressorteren ongeveer zes DG’s. Voor de bewindspersonen en de SG/pSG is dit een aanvaardbare span of control.

Directies

Een directoraat-generaal is opgebouwd uit directies. Deze directies richten zich op een deel van de taken van het directoraat-generaal. De managementlaag onder de DG’s wordt gevormd door de directeuren. Zij geven leiding in een afgebakend terrein in de sfeer van de beleidsontwikkeling, de uitvoering, het toezicht of de bedrijfsvoering.

Naast directies bij de DG’s kunnen bij de ministeries ook afzonderlijke (ondersteunende) directies worden ingericht op terreinen als bestuursondersteuning, communicatie, financieel-economische zaken, wetgeving en juridische zaken, kennis en strategie en internationale zaken. Deze directies kunnen op hun beurt weer (deels) worden ondergebracht in een grotere eenheid.

Overleg bedrijfsvoering

Binnen ieder ministerie wordt voorzien in een bedrijfsvoeringsoverleg of beheersoverleg. Dit overleg bereidt ministerie-brede besluiten voor op het gebied van personeel en organisatie, informatievoorziening, inkoop, huisvesting en facilitaire zaken voor. Het bedrijfsvoeringsoverleg wordt voorgezeten door de SG, pSG of (hoofd)directeur bedrijfsvoering. Aan dit overleg nemen de directeur FEZ en vertegenwoordigers van de door de SG of pSG aangewezen onderdelen, waaronder ook de diensten en zelfstandige bestuursorganen van het ministerie deel. De CIO en vaak ook de directeur Communicatie nemen aan dit overleg deel.

Audit Committee

Ieder ministerie kent op basis van de Regeling audit committees van het Rijk van het ministerie van Financiën (uit 2017) een Audit Committee. Dit heeft tot taak het departementale management te adviseren over in ieder geval het borgen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering, inclusief de financiële verslaggeving, de regie op het auditbeleid en het risicomanagementbeleid en de uitkomsten daarvan.

Verplichte functies

Er zijn functies die in wet- of regelgeving verplicht zijn binnen elk ministerie. Het gaat in de eerste plaats om de functie van SG. Verder schrijven wetgeving of rijksbrede regelingen de volgende functies voor:

  • Directeur financieel-economische zaken (FEZ)
  • Chief Information Officer (CIO)
  • Beveiligingsambtenaar (BVA)
  • Coördinerend Directeur Inkoop (CDI)
  • Vertrouwenspersoon integriteit
  • Functies in de bedrijfshulpverlening